woensdag 28 augustus 2013

Dag lieve oom Kees

‘Wonderbaarlijk is het toch hoe snel jij nog dezelfde nacht over iets kan dromen dat je overdag meegemaakt hebt’, zegt Corné als ik hem maandag de droom van de vorige nacht vertel.

Ik fiets en ben op weg naar de begrafenis van oom Kees.  Ik heb al een heel eind gefietst, namelijk van Oosterhout naar Noordwijk.  Ik voel me behoorlijk moe en hoop er nu bijna te zijn.  Het miezert.  Dan zie ik een prachtige rode beuk staan.  Ik stop even om die te bewonderen.  Ineens vraag ik me af waar de begrafenis eigenlijk is.  Waarom ben ik zomaar zonder dit te weten op weg gegaan?  Daar snap ik ineens niets meer van.  Ik zal Gerard maar even bellen, die weet het vast wel.  Hij kan me misschien zelfs nog wel ophalen hier vandaan?  Ik vrees toch wel dat ik niet meer op tijd ben en dat maakt me verdrietig.

Zondagavond, als ik met Lisha skype, vraagt ze me bedachtzaam of ik het al gehoord heb.  Ze wacht even af, ik stel haar wat vragen en dan zegt ze ‘Kees is vanmiddag overleden’.  Het moet nog even doordringen en dat doet het niet meteen.  ‘Opa was er nog naar toe’ zegt ze, maar hij was net een kwartier te laat.’  Er flitsen beelden door mijn hoofd van mijn vader die alleen naar Ridderkerk rijdt en ook weer terug rijdt met de wetenschap dat zijn broer nu overleden is...

Even later gaat de telefoon.  Mijn vader.  Hij vertelt dat de pastoor vanmorgen nog is langs geweest bij oom Kees en dat hij hem de laatste zegen heeft kunnen geven.  Kees kon niet meer praten, maar aan zijn ogen merkten ze dat hij dit nog bewust heeft meegemaakt.  Deze wetenschap geeft mijn vader een enorme steun.

Vorige week heb ik oom Kees nog aan de telefoon gesproken.  Mijn moeder vertelde me dat hij zich zorgen over me maakte, over de situatie in Tunesië.  Ze geeft me het mobiele nummer zodat ik hem kan bellen in het ziekenhuis.  Het idee raakt me: een zieke man die het benauwd heeft en nu toch echt heel wat anders aan zijn hoofd heeft, denkt ook nog aan mij?  Als ik hem bel is hij inderdaad erg kortademig en ook klinkt het of hij volschiet.  Is het zo of is het mijn verbeelding?  Hij bedankt mij dat ik hem bel.  Als we afscheid nemen en ik naar woorden zoek zeg ik ‘dag lieverd’.  Het floept er gewoon uit.  Ik weet dat dit waarschijnlijk de laatste keer is dat ik hem gesproken heb.

Maandag, de dag na zijn overlijden, besluit ik om te proberen een vlucht naar Nederland te boeken. Ik zie steeds oom Kees voor me, die, na de begrafenis van oom Henk, onze andere oom, ons als neven en nichten bedankte dat we er waren.  Hij liet duidelijk merken dat hij dat op prijs stelde. Zoiets nog even zeggen hoorde bij oom Kees.  Door de manier waarop hij dat zei maakte het dat het indruk op mij maakte.  Een ander zou het misschien ook zeggen, maar dan kwam het anders over. Zoiets.

De hele dag struin ik internet af, maar de prijzen van vluchten naar Amsterdam, Brussel of Düsseldorf zijn absurd hoog.  Het is het einde van de vakantieperiode en de meeste vluchten zitten vol.  Ik hoop op een gaatje ergens.  Als ik het reisbureau probeer, blijkt het al gesloten te zijn.  Impulsief neem ik een taxi naar het vliegveld.  Misschien daar?  Op het vliegveld is het een drukte van jewelste en het blijkt dat ze me daar ook niet verder kunnen helpen.  Een soort koppigheid neemt het van me over. Ik wil nu niet meer…ik moet.  Zo voelt het.  Ik daag hogere machten uit.

Ik vraag mezelf af wat me zo drijft.  Ik geloof haast dat het verder gaat dan het overlijden van oom Kees alleen.  Ik voer een persoonlijke strijd tegen de nuchterheid en het calvinisme.  De woorden van mensen die me willen en proberen te troosten, spoken door mijn hoofd.  Goedbedoelde zinnen zoals:  ‘het is zo het beste zo voor oom Kees, je wordt al vertegenwoordigd door Gerard en Leo en op de begrafenis is het toch heel druk, je kan ook op een andere manier afscheid nemen. ' Iedereen heeft er alle begrip voor als ik niet kan komen, niemand verwacht het van me...

Daardoor voelt het haast alsof ik mijn emoties overdrijf.  Of ik onzinnige dingen wil.  Ik wil nu helemaal niet nuchter en verstandig zijn…Het voelt alsof ik mijn verdriet niet mag tonen, mijn emoties moet beheersen.  Mogen we nu dan niet huilen met elkaar?  Ik wil er ook bij zijn!  Niet alleen voor mezelf trouwens, maar zeker ook voor mijn vader.  Gelukkig zijn Lisha en Isabel er ook voor opa.  Lisha heeft opa geholpen met het ophalen van de bloemstukken en Isabel geeft opa steeds kledingadvies over wat hij op de begrafenis het beste aan kan doen.  Ik merk, wanneer ik m’n vader aan de telefoon spreek, dat dit hem goed doet.

Nadat ik ook merk dat er meer mensen met me meedenken en me echt proberen te helpen om te kunnen gaan, word ik vanzelf wat rustiger.  Ik voel me moe en emotioneel.  Buiten is inmiddels het noodweer losgebarsten.  Het regent, onweert en het stormt.  Ineens zie ik de reis niet meer zitten, zo moe voel ik me.  Oké dan, ik laat het zo.  De teleurstelling is echter groot.

De volgende dag heb ik een hoofdpijn die niet weggaat met paracetamol, een zenuw die blijft kloppen onder mijn oog en voel ik de tranen hoog zitten.  Dit alles verrast me.  Het verdriet overvalt me.  Ik wist toch immers dat oom Kees erg ziek was en het einde van zijn leven heel dichtbij kwam? Het voelt alsof er met zijn overlijden een deurtje open wordt gemaakt in mijn hoofd waarin de herinneringen aan vervlogen tijden worden bewaard in prachtig versierde pakketjes.

Het begint eigenlijk al met het wonderbaarlijke verhaal dat oom Kees de dag van mijn geboorte voorspeld heeft.  Mijn moeder was op de 17e april uitgerekend, maar oom Kees beweerde dat ik pas op zondag de 20e zou komen.  En hij had gelijk!

Oom Kees, de oom op wie we allemaal extra dol waren, omdat hij de grappigste was van allemaal.  Als hij er was kon je lachen!  De vrolijke man met het volle maan gezicht en met pretoogjes.  Oom Kees, die mij, samen met tante Gré, op kwam zoeken op mijn kamertje in Bergen op Zoom.  Die een paar jaar later meehielpen met het verven in de flat.  Later kwamen ze ons ook opzoeken samen met Fred in mijn eerste echte woning met tuin.  Daarin zijn zij als familieleden uniek.  Geen andere ooms en tantes hebben dit voor mij gedaan en ik ben ze er dankbaar voor.


Ik herinner me ook dat ik een paar keer zelf naar Ridderkerk ben gegaan toen ik eenmaal auto kon rijden.  We hebben een keer met zijn tweetjes gewandeld door het dorp.  We dronken een kopje koffie en ik mocht twee bonbonnetjes uitzoeken.  Het lijkt nu haast iets uit een gedichtje van Annie MG Schmidt.  Oom Kees vertelde over vroeger.  Ook zei hij hoe hij het waardeerde dat mijn vader de familie zo bij elkaar kon houden.  Corné en ik zijn ook een keer mee geweest met hem en tante Gré naar Kinderdijk.  Oom Kees zei toen: ‘Kom nog eens langs en neem dan je moeder mee Corné.’  Zo was hij, een mensenmens.  Ik weet zeker dat hij erg geliefd is bij de meeste mensen.  Hij maakte makkelijk contact met een ander met een aardig woordje of een grapje.   Ik bewonder dat hij zich actief in zette voor zijn medemens, bijvoorbeeld als vrijwilliger bij de voedselbank.  Een man die het woord van God volgde met zijn daden.

Een gezellige grapjas, maar vergis je niet.  Het kon ook een temperamentvolle man zijn.  Vast ook een beetje koppig en ongeduldig.  Ik herinner me dat er een poos weinig contact is geweest tussen sommige familieleden na een ruzie op een verjaardag bij oom Kees thuis.  Hij had een tante de deur uitgezet.  Ik was er toen niet bij, maar wel op een moment dat hij op een verjaardag bij ons thuis boos werd op een tante die mopperde op ‘die’ buitenlanders.  Hij viel behoorlijk heftig uit tegen haar en herinnerde haar aan het vreselijke lot van de Joden in de Tweede Wereldoorlog.  ‘Wil je dat soms weer?’  Het punt was duidelijk en er viel een ongemakkelijke stilte.

Het bewust meemaken van de Tweede Wereldoorlog heeft ongetwijfeld zijn sporen nagelaten bij zowel oom Kees als bij mijn vader.  Ze woonden in Rotterdam Crooswijk en hebben het bombardement meegemaakt.  De twee jongste jongens van het gezin van Stralen.  Ze scheelden drie jaar en deelden samen een slaapkamer.  Daar speelden ze als kleine jongens een zelfverzonnen rollenspel waarin ze de twee poezen ‘Poetie’ en ‘Oetiepoetie’ waren.  ‘Poetie’ en ‘Oetiepoetie’ waren vooral geïnteresseerd in een lekker scholletje, begreep ik wel uit de verhalen.

Mijn vader, als jongste, werd ook wel gezien als het meest ‘verwend’ en moest dat natuurlijk tot op de dag van vandaag ook nog steeds aanhoren.  Oom Kees betitelde zichzelf als ‘de hond’, degene die het het vaak het slechts getroffen heeft.  Zo moesten ze in de oorlog naar een boerenfamilie in Brabant omdat er thuis te weinig eten was.  Mijn vader hield het daar niet uit en mocht al heel snel weer met zijn vader mee naar huis, terwijl oom Kees wel moest blijven.  Ik vraag me af hoe dat geweest moet zijn bij zo’n wildvreemde familie…Er werd vast niet veel aandacht geschonken aan je gevoelens daarover.  Je moest wel…

Vanmorgen belde mijn vriendin Diana mij speciaal om even met me te praten.  Ze vertelde dat ik zo liefdevol over mijn oom had geschreven in een mail aan haar en dat het haar had doen beseffen dat ze zelf ook wel zo’n oom had gewild.  ‘Ik voel me eigenlijk één van de velen in onze familie’ vertelde ze.  Ja, ze heeft gelijk, vaak gaat dat zo.  Ik herken dat ook wel.  Ooms die je naam niet echt kennen en weinig over je weten.  De mensen die echt aandacht aan je besteden en wat moeite voor je doen, maken toch het verschil.  Ik ben door haar woorden eigenlijk nog extra dankbaar voor zo’n oom als oom Kees.
 
Oom Kees had geld meegegeven aan mijn ouders toen ze hier op bezoek kwamen, zodat wij iets leuks voor onszelf konden kopen. Het maakt de chechia's, waar ik toch al zo dol op ben, extra bijzonder.
De komende dagen zullen de pakketjes met herinneringen prominent aanwezig zijn.  Er flitst steeds van alles door mijn hoofd.  Oom Kees, een oom die in mijn hart gewoon verder leeft.  Ik zal zijn kaarten met dat kleine, haast onleesbare, handschrift gaan missen.