Terug op Djerba hebben we niet één lotus-bloem gezien. En dat terwijl Djerba toch te boek staat als
het land van de lotus-eters. Dat heeft
Djerba te danken aan de legende van Odysseus die tijdens zijn lange reis na de
inname van Troje ook dit eiland aandeed.
Volgens die legende raakte Odysseus er bijna zijn hele bemanning
kwijt. Een aantal bemanningsleden was
van boord gegaan en had zich tegoed gedaan aan lotus-bloemen. Een lokale delicatesse kennelijk. Maar doordat ze compleet bedwelmd waren
geraakt door het eten van de bloemen kostte het Odysseus vervolgens de grootst
mogelijke moeite om weer van het eiland weg te komen. Misschien waren de lotus-bloemen wel zo
populair dat ze daarom nu nergens meer te vinden zijn op Djerba.
En zo kostte het ons niet al te veel moeite
om het hoofd koel te houden. Al was het
wel opvallend dat Caroline de eerste morgen dwars door de oproep voor het gebed
heen sliep terwijl ik rechtop in bed zat en de nodige tijd nodig had om een
beetje bij te komen van de schrik. Ons
hotel lag in het centrum van het oude stadje omgeven door een aantal
moskeeën. En een Maltees kerkje om de
hoek trouwens, wat ook op zondag erg stil was.
Bij ons in La Marsa is het in ieder geval een stuk rustiger.
Hoewel we dus geen lotus-bloemen
hebben kunnen ontdekken is Djerba nog steeds een aantrekkelijk eiland. Desondanks blijven de meeste toeristen
angstvallig binnen de goedbewaakte muren van hun all-in resort aan de
noordoostkant van het eiland. Veel
toeristen waren er trouwens niet.
Afgeschrikt door alle negatieve publiciteit in de westerse media, wat zo
rond kersttijd nog eens flink aangedikt werd.
Kersttijd zou een mooie tijd zijn voor terroristen om toe te slaan en de
toch al wankele politieke situatie in Tunesië verder te ondermijnen. De “dreiging” maakte het er niet gezelliger
op. Veel hotels langs de kust van Djerba
zijn inmiddels al behoorlijk in verval geraakt, en de verscherpte bewaking en de
politiecontroles leveren een nog wat grimmigere sfeer op, ook al hebben die controles
feitelijk weinig om het lijf en ook al worden ze nogal knullig uitgevoerd. Zodra duidelijk is dat je Europeaan bent –
een eenvoudig bonjour of bonsoir is daarvoor over het algemeen al voldoende –
kun je je weg direct vervolgen.
De
toeristen die we op de voorlaatste dag van onze vakantie tegenkwamen op een
terras van één van de all-in resorts die nog wel in bedrijf waren, leken zich overigens
weinig van enigerlei dreiging aan te trekken.
Maar die zijn dan al met weinig tevreden, zolang ze hun natje en droogje
maar op tijd hebben. Jammer, want zo
missen ze heel wat. Zoals we in onze
vorige blog al schreven hadden we zelf een kamer geboekt in een voormalige
fondouk, in het hart van Houmt Souk. Een
klein gezellig stadje met een paar leuke souks en levendige terrasjes. De souks richten zich vandaag de dag vooral op
de toeristen, die er dus nauwelijks zijn, en er zitten daarnaast ook volop
kleine kruideniertjes, kleermakers, weverijen, kapperszaakjes en dergelijke
voor de lokale bevolking. We hebben aardig
wat tijd doorgebracht in Houmt Souk, vooral met een heerlijk glas jus d’orange,
lekker in het zonnetje op een van de vele terrasjes.
Maar we
hebben ook de omgeving van Houmt Souk verkend. Zoals de oude Siciliaanse burcht uit de 13e
eeuw, vlak aan de kust, en het pottenbakkersdorpje Guellala. Niet op de fiets, zoals we aanvankelijk nog
hadden overwogen, maar gewoon met de taxi en met onze huurauto, zoals te doen
gebruikelijk. De reisgidsen hadden ons
vooraf lekker gemaakt door te melden dat Djerba prima met de fiets te verkennen
is en dat er volop fietsenverhuurders zouden zijn, maar dat bleek in de
praktijk nogal tegen te vallen. Ook het
fietspad (!) tussen de toeristenzone en Houmt Souk leek al geruime tijd niet
meer gebruikt te zijn; niet onderhouden
en flink overwoekerd door struiken. We
zijn er inmiddels al wat aan gewend geraakt.
Eén van
de belangrijkste bezienswaardigheden van Djerba is de wereldberoemde synagoge
van Erriadh, een paar kilometer buiten Houmt Souk. Niet vanwege de geweldige architectuur of z’n
enorme omvang of iets dergelijks, maar vanwege z’n historische belang. Djerba heeft van oudsher een relatief grote
joodse gemeenschap en de synagoge van Erriadh is een belangrijk pelgrimsoord
voor joden uit heel Noord-Afrika.
De
synagoge zou gebouwd zijn op de plek waar een steen uit de hemel neer zou zijn
gevallen, waarna een mysterieuze vrouw was verschenen die de bouw van de eerste
synagoge van Noord-Afrika zou hebben geleid.
Meer dan 2000 jaar geleden. Of de
verteller van dat verhaal ook een liefhebber was van lotus-bloemen hebben we
trouwens niet kunnen achterhalen.
Bij ons in La Marsa hangt een hele mooie foto boven de
bank. Een oud bergdorpje met huisjes van
okerkleurige stenen met op de voorgrond een witte minaret. Tamelijk bekend in Tunesië. Het zou ergens in het zuiden van de bewoonde
wereld van Tunesië liggen, in de buurt van Matmata. Daar waar zo’n beetje de woestijn begint. Niet ver van Djerba, waar we voor de kerstdagen
en de jaarwisseling een hotelletje hadden geboekt. Voor een week, om even bij te komen, maar
natuurlijk ook om Djerba en omgeving te verkennen en om met eigen ogen dat
mooie fotogenieke dorpje te gaan zien.
Ons hotelletje was in één van de vele fondouks in Houmt Souk, die
oorspronkelijk dienst hebben gedaan als karavanserai voor de handelaren die in
Houmt Souk zaken kwamen doen.
Dat je in
Djerba in de buurt van de Sahara komt was al snel te merken. Toen we de eerste dag in Houmt Souk op een
terrasje zaten trok er een grote geelgrijze wolk voor de zon. Ik dacht nog even nietsvermoedend aan een
dreiging van regen, maar toen het er ook nog even bij ging waaien kwam er hele
fijne neerslag uit. Zand. Overal in de het stadje ligt zand. Op de pleintjes, op de straten, overal zand. Om bij de woestijn te komen hoef je met de
auto alleen nog maar het eilandje af.
Eén dag, om de omgeving van Matmata te gaan verkennen, hebben we dat
gedaan met het pontje aan de westkant. Zodra
je het eiland af bent kom je in een droog en verlaten landschap. Nog wel wat olijfboomgaarden, maar verder
toch vooral veel zand. In de verte zien
we een kudde kamelen. De streek rond
Matmata is vooral bekend om z’n grotwoningen en oude Berberdorpen in de
bergen.
George Lucas was zo onder de
indruk van deze streek dat hij er opnamen heeft gemaakt voor Star Wars, oftewel
La Guerre des Étoiles, zoals het in goed Frans heet. De landschappen zijn er werkelijk
adembenemend. En de Berberdorpen die we
zien, met name Toujane en Tamezret, waar de tijd heeft stilgestaan, spreken tot
de verbeelding. Maar ze zijn niet zo
fotogeniek als het dorpje op de foto boven onze bank.
Twee dagen later gaan we richting Tataouine. Dit keer nemen we de oude Romeinse dam aan de
zuidkant van Djerba. Weinig herinnert er
nog aan dat de dam door de Romeinen is aangelegd of het moet het hobbelige
wegdek zijn. Na een paar kilometer komen
we bij een kruispunt. Rechtsaf richting
Medenine over een goed begaanbare provinciale weg, of rechtdoor naar Tataouine,
dwars door de woestijn. We kiezen voor
de woestijn. Een kilometer of 75 te gaan
en de weg is tamelijk goed. We zijn blij
dat we voor deze route gekozen hebben.
En hoewel de naam Tataouine klinkt als
een mooie planeet in een “galaxy far far away”, heeft het stadje zelf niet
zo veel te bieden. Nadat we de tank van
onze huurauto opnieuw volgegooid hebben gaan we direct door. Het gebied rond Tataouine staat bekend om de
ksour; een soort burchten die werden gebruikt voor de opslag van graan en
andere goederen. We bekijken de Ksar
Ouled Soltane en Ksar Hadada. Die
laatste fungeerde als decor voor de woonplaats van Anakin in Star Wars, Episode
I, The Phantom Menace.
Maar behalve de ksour
valt er nog meer te genieten. Aan de
westkant van Tataouine zien we in de bergen een kleine witte moskee liggen,
vlak bij het dorpje Chenini. Het blijkt
de moskee van de Zeven Slapers te zijn.
Volgens de legende waren op de plek waar de moskee staat zeven
Christenen op de vlucht voor de Romeinen in slaap gevallen om pas 400 jaar
later wakker te worden in de tijd van de Islam.
Kort nadat ze wakker waren geworden lieten ze al weer het leven, maar
niet nadat ze zich nog snel tot de Islam hadden bekeerd. Zo konden ze gelukkig toch nog naar de
hemel. Althans, zo wil het verhaal. Nog mooier dan het verhaal is het moskeetje
zelf trouwens. Z’n minaret een beetje
scheef als een boompje in de wind.
Prachtig gelegen in de bergen.
Chenini
zelf ligt een kilometer verderop, bovenop een bergkam. Het ziet er mooi uit van een afstandje, maar
we aarzelen om er naar toe te rijden wanneer we een gammel autootje over een
smal onverhard weggetje naar beneden zien hobbelen. We besluiten om toch maar verder te
gaan. Wanneer we om de bergkam
heenrijden zien we Chenini ineens van de andere kant, een okerkleurig dorpje
met een witte minaret er voor.
Verdraaid, het dorpje van de foto boven onze
bank. Inderdaad erg fotogeniek. Beneden staan twee bussen en een aantal
souvenirwinkeltjes, maar in het dorpje is het rustig. We blijven zelf niet al te lang, want we
hebben nog een aardige weg voor de boeg, terug naar Djerba, het land van de
lotus-eters.