Habib Bourguiba. De
trots van Tunesië. Hij leidde Tunesië in
1956 naar onafhankelijkheid. Overal waar
zijn naam valt, stijgt instemmend geroezemoes op. En zijn naam valt nogal eens. Elke stad, elk dorp, elke vlek op de kaart
van Tunesië heeft een straat die naar Habib Bourguiba vernoemd is. En niet zomaar een Rue Habib Bourguiba of
iets dergelijks. Nee, hij hoeft het met
niet minder te doen dan een heuse Avenue.
Of het nou in Tunis is of in Metlaoui, in Sfax of in Siliana, overal
hebben ze een Avenue Habib Bourguiba. Ook
in La Marsa dus. Een brede door bomen omzoomde
straat met statige oud-koloniale huizen en paleizen. De Franse Ambassadeur heeft er zijn
optrekje. Het meest prestigieuze huis
met een reusachtige tuin erbij. Het
lijkt wel pure provocatie door de Fransen.
Ook de ambassade zelf ligt aan de Avenue Habib Bourguiba trouwens, maar
dat is dan weer aan de brede Avenue in het hart van Tunis zelf.
Habib Bourguiba heeft
het verdiend, vinden ze hier in Tunesië.
Niet alleen heeft ie Tunesië onafhankelijk gemaakt. Hij heeft ook nog eens veel gedaan voor
verbetering van het onderwijs en voor vrouwenrechten in het land. Jammer genoeg is t’ie op een gegeven moment
naast z’n schoenen gaan lopen en bleek er ook in Habib Bourguiba een kleine
tiran te schuilen, hetgeen uiteindelijk het einde van z’n politieke loopbaan
heeft betekend. Maar Tunesiërs zijn dat kennelijk
al weer lang vergeten. Dat heeft er veel
mee te maken dat ze nog lang niet klaar zijn met het oud koloniale
verleden. Neem bijvoorbeeld het grote
aantal feestdagen die nog aan die tijd herinneren. Natuurlijk wordt er Onafhankelijkheidsdag
gevierd, maar daarnaast is er ook een Dag van de Republiek, een Dag van de
Martelaren en een Dag van de Evacuatie.
Allemaal dagen die gerelateerd zijn aan de
onafhankelijkheidsstrijd. En afgelopen
week vierde Tunesië Nationale Vrouwendag.
Niet direct gelinkt aan de onafhankelijkheidsstrijd, maar wel ter
herinnering aan één van de grote daden van Habib Bourguiba, namelijk de
afkondiging van een wet die een betere rechtsgelijkheid van vrouwen en
mannen in Tunesië regelde.
Habib
Bourguiba was enorm vooruitstrevend met die wet die hij in ‘56, kort na de
onafhankelijkheid afkondigde, maar de praktijk blijkt een stuk
weerbarstiger. Hij mag dan nog zo
populair zijn, met zijn ideeën over gelijkheid van vrouwen en mannen krijgt ie
de handen in Tunesië niet bepaald op elkaar.
Door het nog altijd stevig in de maatschappij gewortelde conservatisme als
het over de positie van vrouwen gaat, wat na de revolutie van begin 2011 meer
ruimte heeft gekregen, komt er van gelijkheid van rechten maar weinig
terecht. Vandaar ook dat vrouwenrechten
één van de hoogste prioriteiten is van Oxfam in Tunesië. En daar boeken we inmiddels al wat succesjes
mee. Zo hebben de clubs die we hier
steunen een belangrijke bijdrage geleverd aan verbeteringen in de nieuwe
grondwet op het gebied van vrouwenrechten.
En nu, met nieuwe verkiezingen vlak voor deur, eind oktober, proberen ze
vrouwen te bewegen zich verkiesbaar te stellen en naar de stembus te gaan. Binnen de politiek zijn vrouwen bijvoorbeeld nog
sterk ondervertegenwoordigd. Maar ook
wat betreft de rolverdeling tussen mannen en vrouwen binnen het gezin of op de
arbeidsmarkt is Tunesië nog erg traditioneel en hebben vrouwen in Tunesië veel
minder kansen dan mannen. Ook op dat
gebied zijn organisaties die wij steunen actief. En het kan.
Vrouwenorganisaties hebben de ruimte om in actie te komen en Nationale
Vrouwendag is natuurlijk een moment bij uitstek om zich te laten zien. Midden op Avenue Habib Bourguiba natuurlijk.
Maar we zijn er
nog lang niet. Nationale Vrouwendag
heeft een nog niet al te hoge status in Tunesië. Hoewel het een officiële feestdag is krijg je
er geen vrij voor. En ook daar moeten we
beslist nog iets aan doen. Nationale
Vrouwendag geldt als jour férier, non-payé.
Ik ben dus gewoon naar m’n werk gegaan afgelopen woensdag. Maar in de namiddag, op weg terug naar huis,
ben ik wel langs de patisserie gegaan.
Want een feestdag moet natuurlijk wel op gepaste wijze gevierd worden.
Het zit er weer op, de Ramadan. Na een maand vasten trakteert Tunesië zich op
een paar vrije dagen en omdat het op vrijdag ook al een feestdag was, de dag
van de Revolutie, betekent dat bijna een week vrij. Leuk om er weer een keertje op uit te
trekken. Naar Kerkennah, besluiten
we. Het kleine eiland niet ver uit de
kust stond al op ons to-do lijstje en vrienden tippen ons dat het er goed
is. Op zondagmorgen vertrekken we met
onze huurauto naar Sfax, waar we de boot gaan nemen. Het is rustig onderweg. Het Suikerfeest begint morgen en dat betekent
dat er maar weinig mensen op straat zijn.
Halverwege Tunis en Sfax waagt Caroline zich achter het stuur. Voor het eerst in Tunesië en natuurlijk is er
geen vuiltje aan de lucht. In Sfax
blijkt het dan toch weer een stukje drukker.
We rijden net de stad in op het moment dat Sfax inkopen aan het doen is
voor het breken van het vasten. Omdat we
nog twee uurtjes moeten wachten tot het vertrek van de eerstvolgende boot lopen we een beetje rond
in Sfax en zoeken we een plekkie waar we een bakje koffie kunnen doen. We hebben mazzel, want al snel vinden we een
vijfsterren-hotel. Goeie kans dat de bar
daar gewoon open is. Die blijkt
weggestopt in het souterrain en blauw te staan van de rook. Een soort maffia-hol eigenlijk, of misschien
een zeerovershol. We zitten immers vlak
bij de haven die er niet bepaald uitnodigend uitziet. Na een snel bakkie houden we het voor gezien
en gaan we naar de waterkant waar we nog snel een stiekem hapje eten uit onze
meegenomen koelbox.
Drie
kwartier voor de geplande afvaart van de boot gaan we naar de kade. Ruim een uur eerder hadden we te verstaan
gekregen dat een halfuurtje voor vertrek de poort open zou gaan en dat we niet
hoefden te reserveren, maar we zien tot onze schrik al een gigantische rij
wachtende auto’s. Er is gelukkig nog
plek, maar we hadden geen kwartier later moeten komen. Het inschepen gaat op z’n Tunesisch. Chaotisch.
Ik moet een auto die van rechts komt – kennelijk een abonnementhouder –
voor laten gaan, maar die moet halverwege de oprit vol in de remmen, waardoor
onze aanloop ook niet helemaal zonder horten en stoten gaat. De oprit wordt gewoon gedeeld met
voetverkeer, dus da’s oppassen geblazen.
Eenmaal op de boot is het aanschuiven en ineens baal ik er van dat ik
van onze vaste verhuurder deze keer een extra dikke auto heb meegekregen. Stukje klantenbinding. Gelukkig kijken ze bij de verhuur niet op een
krasje meer of minder, want geheel zonder kleerscheuren zijn we er geloof ik niet
vanaf gekomen. Ik meen tenminste het
autoportier van onze buurman in het portier van onze huurauto te herkennen,
maar ik geef toe dat dat inbeelding kan zijn.
Later, wanneer we de auto terugbrengen in La Marsa, komt de
wagenparkbeheerder na een plichtmatig rondje rond de voor ons uitstapje veel te
dikke auto, met een brede grijns het kantoortje binnenlopen en zegt ie “nou
zullen we het maar weer door de vingers zien deze keer”. Ik denk dat ie een grapje maakt, maar zeker
weten doe ik het niet. Maar nu gauw terug
naar Kerkennah.
Na
vijfenzeventig minuten varen leggen we aan op Kerkennah, waar het ontschepen
nog chaotischer verloopt dan het inschepen.
Daar werden nog wat aanwijzingen gegeven, maar bij het ontschepen is het
ieder voor zich, God voor ons allen. De
gemoederen raken zodanig verhit dat op de kade een paar mensen mekaar in de
haren vliegen. Het zal vast ook te maken
hebben met de Ramadan. Hoe langer die
duurt, hoe chagrijniger mensen er van worden.
Eenmaal van het
haventerrein af wordt het een stuk makkelijker.
Nog een halfuurtje rijden naar ons hotel wat niet moeilijk te vinden moet
zijn, schatten we. Kerkennah is niet al
te groot immers. En het klopt. Zonder al te lang zoeken komen we aan bij het
Grand Hotel. Twee sterren maar, maar
volgens de reisgidsen wordt het hotel daarmee wel een beetje tekort gedaan. Het blijkt een prachtige plek te zijn, direct
aan het strand, en met zeezicht vanuit alle kamers. Eén groot nadeel wel. De watervoorziening op Kerkennah is dusdanig
slecht dat een groot deel van de tijd de waterdruk te laag is om lekker te
kunnen douchen. Met kattenwasjes lukt
het ons om ons een beetje toonbaar te houden.
Op maandag maken we eerst een toer
over het eiland. Het is idyllisch. Hier
en daar en klein dorpje omringd door olijfboomgaarden en wat dadelpalmen. En verder rust, rust en nog eens rust. Vooral op maandag is Kerkennah helemaal
uitgestorven. Er zijn maar weinig mensen
buiten. Hier en daar zien we een
familie, op weg naar opa en oma om daar het begin van het Suikerfeest te
vieren. Terug in het hotel gaan we naar
het strand. Ook daar rust. We huren een paar ligstoelen en relaxen. Ik
ga zelf nog even het water in. En da’s
tamelijk uniek. Vind het zeewater meestal
te koud, maar hier op Kerkennah kun je een paar honderd meter de zee in lopen
zonder dat je haar nat wordt – niet dat ik daar nu direct wakker van zou liggen
- en dat betekent ook weer dat het water makkelijk opgewarmd raakt. En dan, in de late namiddag zien we vanaf ons
balkon de zon in de zee zakken. T’is
mooi op Kerkennah.
Dinsdagmorgen beginnen we de dag actief.
We maken een wandeling langs het strand richting Borj El Hissar. Een in de zestiende eeuw door de Spanjaarden
gebouwd fort. Het blijkt hermetisch afgesloten. Ik probeer nog langs de vestingwal naar boven
te klauteren om een beter vergezicht te krijgen over het eiland, maar ik kom
niet ver. Ik zie wel dat een paar
honderd meter verder onze strandstoelen naar ons liggen te lonken, dus we gaan
maar gauw terug. Net op tijd voor een
plekkie onder een parasol. Het Grand
Hotel blijkt namelijk het epicentrum van Kerkennah te zijn. Behalve een paar hotelgasten uit Tunis, komt
heel Kerkennah naar het strand bij het Grand Hotel. Gelukkig is er op het strand en in het water
genoeg plek voor iedereen. Het is
gezellig. Er wordt volop gebadderd, een
spelletje strandtennis gespeeld en kinderen voeren een dansje op voor oma. In het strandrestaurant is het rond lunchtijd
dringen geblazen. Bij zo veel drukte slaan
de stoppen in de keuken volledig door, wat betekent dat we even op onze salade
en onze pizza moeten wachten. Maar we
hebben geen haast.
‘Lijk ik nu nog meer op een Europese vrouw die een relatie
aan is gegaan met een Tunesiër? Die in
de val is gelopen van zijn charmante praatjes en zijn mooie bruine ogen?’ Ik vraag het me eerlijk gezegd wel eens af als
ik denk dat mensen naar ons staren. Stereotyperingen…we
doen er allemaal aan mee. Waarom
eigenlijk? Is het omdat we enige houvast
zoeken in deze chaotische wereld? Willen
we alles veilig in hokjes kunnen stoppen; dat maakt het in ieder geval iets
overzichtelijker? ‘Is het waar?’ wordt
me nu gevraagd; ‘ Do blondes have more fun?’ Ik hou in ieder geval niet van domme blondjes
grappen en al helemaal niet als een blonde vrouw er zelf mee komt…
Blond ben ik nu, na 45 jaar. Wat
een verandering! Ik heb niet bewust
gekozen voor blond overigens. Het is het
bekende ‘ik spring gewoon maar in het diepe gedrag’, waar ik wel eens vaker
last van heb, en dan kijk ik daarna wel wat ik er van vind. Wat wist ik wel? Dat ik weinig zin had om mijn haar nog langer
te verven. Ik verf het namelijk al enige
jaren… Nu ik Tunesië woon verschiet de
kleur al snel door de zon en al na twee weken zie ik al weer grijze haren
doorkomen. Ik wil af van die nep kleur.
Nu ken ik iemand
die dezelfde leeftijd heeft als ik en al een jaar of twee met verve haar grijze
haren toont. Ze heeft een trendy kapsel
en ik vind haar altijd juist zo opvallend en uniek. Ik besluit om haar eens om raad te vragen. Hoe heb jij dat destijds besloten? Ze vertelt dat ze het verven ook ‘zat’ was. Gewoon lekker kort laten knippen in de lente
en dan groeit je haar vanzelf wat harder. Grijs haar is trouwens harstikke hip tegenwoordig voegt ze er nog aan
toe. Nu had zij zelf zwart haar en die
uitgroei met grijs vond ik wel grappig. Met
mijn kleur bruin lijkt me dat toch iets minder mooi.
Ik ga
als we in juni in Nederland zijn naar de kapper om advies. Dat lijkt me toch wat makkelijker in het
Nederlands. Wat is nu de beste manier om
de overgang te maken van geverfd haar naar grijs? De kapster denkt aan ontkleuren. Dan zie je de overgang het minst volgens haar.
Dat de overgang van donkerbruin naar
blond heel groot is, vergeten we voor het gemak maar even. Dat is een overgang in één keer tenslotte. Ik besluit ter plekke om me zelf er dus maar
in te storten al ben ik wel op mijn hoede. Eerlijk is eerlijk. Ik voel me ontheemd in de kappersstoel. Ik kan eigenlijk wel huilen met het goedje in
mijn haar dat in een kuif is gekunsteld en ik vind dat ik verdacht veel op
Wilders lijk. Als een uurtje later alles eruit is gespoeld
vind ik dat mijn haar geel is. Ik staar
een vreemde aan. Ik zeg dapper dat ik
het te geel vind en krijg er nog een kleine behandeling overheen. Het geel trekt iets weg…maar het is absoluut nog
geen ‘tjee wat ben ik blij effect’. Ik voel nu pas hoe belangrijk mijn haar is
voor mijn eigen identiteit. Ik ben tenslotte
heel mijn leven al een brunette geweest!
En dan komt natuurlijk fase twee. Net zo lastig.
Iedereen dapper onder ogen komen terwijl je zelf nog niet straalt van
blijdschap. Best een aparte fase moet ik
toegeven. Ik besluit om er maar een
soort eigen psychologisch onderzoek van te maken… Eens kijken hoe mensen reageren… Nou
best een leuk onderzoek. Heel
verschillende reacties en als mensen niets zeggen weet ik natuurlijk ook al
voldoende. Maar ik neem ze dat niet
kwalijk. Eerlijk is eerlijk. Ik vind er
zelf namelijk ook nog geen klap aan. Het
eerste wat ik deed was een hoedje kopen om mijn blonde haar te verbergen.
Nu
een paar weken verder merk ik dat ik helaas nog niet helemaal grijs ben, en ik
dacht juist van wel…of hoopte eigenlijk van wel. Peper en zoutkleur lijkt me zo saai. Ik wil zilveren
haren! Ik moet een beetje in mezelf
lachen als ik moedeloos, na weer een bezoek aan de kapper, op de bank zit. Net weer een ontkleuring achter de rug, want
de uitgroei werd wel erg zichtbaar. Mijn
hoofdhuid is rood en pijnlijk van de waterstofperoxide. Wat doen mensen zichzelf aan? Dit kan niet de
bedoeling zijn. Dit was de laatste keer
neem ik mezelf ferm voor. Ik ben vast de
enige vrouw op aarde die graag helemaal grijs wil zijn! De meeste vrouwen die ik spreek lijken
namelijk anti grijs te zijn. Grijs is
synoniem voor ‘oud’. Vooral bij een
vrouw. Bij een man kan het eigenlijk weer
wel. Dan is het juist charmant en stijlvol.
Dat het niet altijd eerlijk verdeeld is in de wereld wisten we al
langer. Ik probeer mijn eigen weg te
zoeken. Ik ben tenslotte zo oud als ik eruit zie. Daar kan ik ook niet al te gek veel aan
veranderen.
Het
is trouwens wel zo dat ik inmiddels aan mijn nieuwe ik gewend ben geraakt. Veel
mensen zijn positief en enthousiast. En onze
bovenbuurman noemt me nu ‘la Suédoise’.
En met een glimlach op mijn gezicht moet ik bekennen dat ik dat één van
de leukste bijnamen vind die ik ooit gehad heb.