woensdag 14 november 2012

Bikkelen in Rabat

Eindejaarsdrukte bij Oxfam Novib.  Omdat de meeste projecten die we steunen zo rond 1 januari beginnen en omdat we veel voorbereidingstijd nodig hebben gehad om lokale organisaties te vinden om mee samen te werken is november een piekmaand.  In deze maand moeten we knopen doorhakken en contracten afsluiten met lokale organisaties op basis waarvan we geld ter beschikking stellen.  Een flinke klus waarbij we ons geen missers kunnen permitteren.  Dat zijn we immers aan het ministerie van Buitenlandse Zaken en aan onze donateurs verplicht.  Om m’n Marokkaanse collega Asmae bij te staan ben ik een weekje naar Rabat geweest.

Asmae is onze vertegenwoordigster in Marokko en kent de lokale situatie goed .  Gelukkig heb ik zelf wat verstand van financiën, dus kunnen we elkaar mooi aanvullen.  Samen bespreken we met een aantal lokale organisaties hun financieringsaanvragen en brengen we de eventuele risico’s in kaart.  Hier en daar moet er nog wat gesleuteld worden, maar we hebben er vertrouwen in dat ons geld goed besteed wordt.  Jammer genoeg moeten we een hoop tijd besteden aan bureaucratische beslommeringen.  Het gevolg van constant politiek gesteggel over de vraag of het geld niet in een diepe put verdwijnt.  Ik geloof niet dat een scepticus te overtuigen valt met alle cijfers die we moeten vastleggen.  Maar neem gerust van mij aan: het geld is bij ons in goede handen en komt goed terecht.  Van het begrip strijkstok hebben ze bij de clubs waar wij mee samenwerken nog nooit gehoord.  Wel van hard werken en je onbaatzuchtig inzetten voor het goede doel.  Maakt u gerust dit jaar nog een donatie over ;-)  In Marokko besteden we ons geld, net als in Tunesië trouwens, vooral aan projecten op het gebied van vrouwenrechten en maatschappij-opbouw.  In Marokko is het niet zo vanzelfsprekend dat je een vereniging of stichting opzet die dan de ruimte krijgt om maatschappelijk actief te zijn.  Het is meer gebruikelijk dat de overheid dat soort initiatieven dwarsboomt en zelf de touwtjes strak in hand probeert te houden.  Afgelopen week zag ik daar nog een aardig voorbeeld van: op de avenue vlak voor het parlement was een fototentoonstelling ingericht.  Grote panelen met boven elk paneel een afdak.  Een aardig initiatief zo op het eerste gezicht, maar toch vooral bedoeld om ruimte te claimen die anders misschien wel eens door demonstranten ingenomen zou kunnen worden.

Hoewel Asmae onze enige vertegenwoordiger is in Marokko staat ze er niet alleen voor.  Ze heeft een bureautje op het kantoor van onze Spaanse collega’s.  Hun kantoor is een stuk armoediger dan dat van ons in Tunis.  Niet gek.  Binnen de hele Oxfam familie is Novib één van de grootste.  Nog wel in ieder geval want hoe het er over een paar jaar uitziet, met een geplande bezuiniging van 1 miljard op ontwikkelingssamenwerking is moeilijk te overzien.  Bovendien is Rabat een stuk duurder dan Tunis.  Een hapje eten buiten de deur valt nog mee – voor een euro of 15 kun je lekker eten – maar de huurprijzen liggen een stuk hoger dan in Tunis.  Als ik me ’s morgens aan het installeren ben vraagt de schoonmaakster me of ik misschien zin heb in een kopje thee.  ‘Nou, een kopje koffie misschien?’  ‘Nee, dat heb ik helaas niet … maar wel Nescafé’.   Nou, lekker toch.  En bovendien: het is de service die telt.

Door de piekdrukte ben ik ook ’s avonds en in het weekend nog druk bezig.  Gelukkig loopt het internet in het hotel als een tierelier.  Okay, je moet dat met een korreltje zout nemen, want het is niet net als thuis natuurlijk, maar ik heb zeker niet te klagen.  Voordeel is is dat ik het internet op mijn etage niet met andere gasten hoef te delen.  Ik geloof dat ik zelfs de enige gast in het hotel ben.  Het is vrij nieuw en moet kennelijk nog wat aan z’n naamsbekendheid doen.  Als er tapijt op de vloer zou liggen dan zou het naar nieuw tapijt ruiken.  Als ik gevraagd wordt of ik misschien nog wat suggesties heb voor verbetering aarzel ik dan ook geen moment om voor te stellen om een kleedje neer te leggen om de boel wat aan te kleden.  Het is nu nog een wat kale boel.   Ook het restaurant is trouwens nog niet operationeel.  Zou ook wel een dure grap worden om voor één gast een keuken open te houden.  Gelukkig zitten er zat cafeetjes en restaurantjes in de buurt waar ik een ontbijt kan halen.

Tussen de bedrijven door heb ik in het weekend toch nog wat tijd om Rabat wat verder te verkennen.  Het is buiig weer en het in het weekend wordt het zelfs frisjes, maar de meeste regen valt  ’s nachts.  Met bakken tegelijk trouwens.  Op tv zie ik beelden vanuit Irfan, een dorpje in de hoge Atlas.  Afgelopen voorjaar ben ik er nog langs gekomen op weg naar Errachidia.  Nu ligt er sneeuw en is de weg nauwelijks nog begaanbaar.  Goed dat ik deze keer geen tijd had om daar heen te gaan.  Nadat zaterdagmorgen de lucht wat geklaard is ga ik naar het werkpaleis van Koning Mohammed VI.  Het ligt om de hoek binnen een ommuurde woonwijk.  Om het terrein op te mogen moet ik m’n paspoort inleveren.   Achter de poort spelen kinderen op straat.  Een vrouw hangt de was buiten.  Dagelijkse taferelen, maar verder waan je je in een compleet andere wereld.  Er is maar weinig verkeer en er ligt geen vuiltje op straat.  Alle bomen staan netjes in het gelid, al is er wel erg slordig gesnoeid, en het gras is strak gemaaid.  Het paleis zelf wordt ogenschijnlijk niet al te streng bewaakt, maar als ik iets te dicht bij kom om een foto te maken wordt ik vriendelijk doch dringend verzocht om geen stap dichterbij te komen.  Ze hebben in Marokko trouwens nog wel een “issue” zo te zien met betrekking tot de bewaking van het paleis.  Alle afdelingen van de nationale strijdkrachten zijn vertegenwoordigd.  Gelukkig lijkt het allemaal in redelijke harmonie te verlopen.  Er wordt gezellig gekeuveld in ieder geval.

Op zondag bezoek ik Chellah.  Da’s echt mooi.  Een groot deel van het huidige Rabat is ommuurd, maar vlak daar buiten liggen de resten van een oude Romeinse stad, Sala Colonia, of Chellah zoals het tegenwoordig heet.  De oorsprong van Rabat.  Veel later, nadat Chellah al lang verlaten was, is bij de overblijfselen van de stad een begraafplaats gemaakt en is de stad door een Sultan ommuurd.  Met een moskee en een madrassa er bij.  Tegenwoordig wordt de stad nog bewoond door een kolonie ooievaars.  Van bovenop de nog fier overeind staande minaret houdt juffrouw ooievaar constant een oogje in het zeil.

Na een weekje bikkelen vertrek ik dinsdagmiddag terug naar Tunis.  Vanuit Rabat is het een treinrit van een kleine twee uur naar het vliegveld.  Deze keer verloopt het  vlot.  Net voorbij Casablanca – het is nog ruim een half uur met de trein naar het vliegveld – verandert het beeld dramatisch.  Op de heenweg was het al donker en had ik er daardoor weinig van gezien.  Eerst rijden we langs industrie.  Daarna passeren we een aantal armoedige dorpjes.  Sloppen eigenlijk.  Paard en wagen doen hier dienst als groepstaxi.  Een man scharrelt door het afval op zoek naar iets bruikbaars.  Hier leven de mensen op de rand van de samenleving.  Een slechtere plek om te leven is moeilijk voor te stellen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten