donderdag 27 december 2012

Brood en spelen


Nadat ik meer over de pelgrimsstad Kairouan gelezen heb, wil ik er erg graag zelf naar toe.  Kairouan ligt in midden Tunesië en is een belangrijke plaats voor moslims in Noord Afrika.  Na Mekka, Medina en Jeruzalem de vierde pelgrimsstad.  Als je hier zeven keer geweest bent, staat dit gelijk aan één keer naar Mekka gaan.  In vroegere tijden mochten niet moslims er zelfs niet komen.  Net zoals dat nu nog in Mekka het geval is.  Dit maakt me juist nieuwsgierig.
Zou december een goede tijd zijn?  Hoe is het weer hier dan?  Tot nu toe vrij goed en we besluiten het kerstweekend dan ook naar Kairouan te gaan.  We worden van te voren wel gewaarschuwd dat het er onveilig kan zijn.  Het is een bolwerk van Salafisten (fundamentalistische moslims).  Werpen we onszelf voor de leeuwen?  ‘Misschien is het wel verstandig om een hoofddoek te dragen’,  zegt Malik, een collega van Corné.  Ik zie wel.  In Iran was dat ook het geval en ik heb er weinig problemen mee, als dat er voor nodig is om het met eigen ogen te kunnen zien.  Na nog wat waarschuwingen van mensen die hier langer dan wij wonen, besluiten we niet in Kairouan te overnachten, maar in Sousse.  Het is nog steeds onrustig in Tunesië en het is verstandig om voorzichtig te zijn.
Op de heenweg nemen we de trein naar Sousse.  Prima vervoermiddel en zo zien we meteen wat van het landschap.  Helaas gaat er iets mis.  Bij Sousse aangekomen stopt de trein bij een klein voorstadje, nog geen 5 kilometer van Sousse.  De conducteur loopt langs en roept iets, maar dat is in het Arabisch.  Voor alle zekerheid vragen we aan een medepassagier of we hier uit moeten stappen voor Sousse, maar hij weet het zelf ook niet.  Na een minuut of twee vraagt onze medereiziger waar we eigenlijk heen willen.  ‘Ja, hallo, Sousse.’  ‘Uhhhh…. kweenie, misschien moet u hier dan wel uitstappen.’  We grissen snel onze tassen uit het rek en proberen ons een weg te banen naar de uitgang.  Dat valt niet mee, want het gangpad is inmiddels behoorlijk volgestroomd en we stranden op het overvolle balkon.  Balen.  We hebben eigenlijk geen idee wanneer de volgende stop is.  Sfax misschien?  Uiteindelijk na 50 minuten stopt de trein op een klein stationnetje.  El Jem, lezen we op het bord.  Kunnen we hier wel makkelijk een trein terug pakken?  We aarzelen even, maar als we voorbij het stationsgebouw kijken zien we meteen het enorme colloseum van El Jem.  Het op één na grootste van het oude Romeinse Rijk na dat van Rome.  De kolos torent hoog uit boven het kleine dorpje.   We springen snel naar buiten.   De perronopzichter vertelt ons dat de eerstvolgende trein terug naar Sousse over ongeveer anderhalf uur gaat.  Een beetje krap voor een uitgebreid bezoek, maar tijd zat voor een heerlijke lunch op een terras voor het colloseum.  We genieten van het lekkere zonnetje en prijzen ons gelukkig met dit kerstcadeautje.  Het gebouw ziet er nog redelijk goed uit.  Een groot deel is weliswaar verdwenen, maar van uitlaatgassen heeft het niks te lijden gehad.  Corné: ‘Ik probeer me in te beelden hoe het er vroeger aan toe ging.  Zouden er interlands gehouden zijn tussen Romeinse gladiatoren en een team van locals?  Er is daar binnen die muren veel bloed gevloeid.  Zo veel is wel zeker.  Als je je ogen dicht doe kun je nog het gegil horen van de terdoodveroordeelden die door de leeuwen verscheurd worden.  Aangemoedigd door zo’n 30.000 bezoekers.  Geef de mensen brood en spelen.’
 
In Sousse overnachten we twee nachtjes in een groot hotel vlakbij het strand.  Er zijn veel overwinterende oudjes.  Kerstmis wordt hier niet overgeslagen.  In de lobby staan verschillende kerstbomen en de kerstman ontbreekt ook al niet.  In de omgeving van het hotel zijn alle restaurants ook in kerstsfeer gebracht.  Brood en spelen voor de toerist van de 21e eeuw.  Niet helemaal op z’n plaats hier, vinden we.  Zelf proberen we de andere dag hier aan te ontsnappen en gaan we met de louage op weg naar Kairouan.  De chauffeur zet ons af bij de poort van de Grote Moskee.  De eerste die ooit op Afrikaanse bodem gebouwd is.  We kijken in alle rust rond op de binnenplaats met als middelpunt een waterbron die volgens de overlevering in contact zou staan met de bron Zamzam in het hart van Mekka.  We merken al snel dat we veel te warm gekleed zijn.  Onze winterjassen hadden we beter thuis kunnen laten.  Wanneer we naar buiten gaan worden we opgewacht door een clandestiene gids die ons op sleeptouw neemt door de medina.  Het wachten is op de onvermijdelijke tapijtwinkel, maar hij laat ons veel leuke details van de oude stad zien, dus we laten het maar over ons heen komen.  De tapijtwinkel blijkt gehuisvest in het oude huis van de Bey, een voormalig gouverneur.  Caroline jokt dat ons huis in Tunis al helemaal vol ligt met handgeknoopte tapijten en na een paar minuten staan we gelukkig al weer buiten.
Na een lunch op een dakterras tegenover de Grote Moskee bezoeken we nog de Moskee van de Barbier.  In het kleine mausoleum bij de moskee ligt de kapper van Mohammed begraven.  In z’n graf ligt het kleed waarin hij drie baardharen van Mohammed heeft genaaid.  Opvallend genoeg ligt aan de overkant van de moskee een speeltuin waarvan de toegangspoort versierd is met Mickey Mouse.  Mickey Mouse verbroedert, maar wat zullen de Salafisten daar niet van denken?  We hebben overigens weinig mannen met baarden en djellaba’s  gezien.  Als we langs de kasba lopen en daar een prachtig hotel zien liggen nemen we ons voor om daar volgende keer te gaan slapen.  Na even gewinkeld te hebben in de souk stappen we weer op de louage naar Sousse.
Daar gaan we de volgende dag eens rond kijken.  Als we uit de taxi stappen bij de medina worden we ‘welkom’ geheten door een joviale jongen die ons zegt te kennen van het hotel.  Mmm, hij komt ons niet direct bekend voor, maar er loopt ook zoveel personeel rond.  Hij vertelt ons dat hij vandaag een vrije dag heeft en dat het vandaag feest is in de medina.  Omdat het kerstmis is?  Nee, het is iedere dag feest in de medina, weten we inmiddels vanuit Tunis.  Met een handig praatje staan we in een mum van tijd in een sieradenwinkel.  Of we wellicht geïnteresseerd zijn in een handje van Fatima?  Wederom hebben we dit niet nodig, want ook die hebben we al.  Echt waar.  Willen we iets anders kopen misschien en een kopje thee?  Nee, we willen  vooral de bezienswaardigheden zien.  Sportief nemen ze afscheid van ons.  Geamuseerd dubben we nog even hoe dit trucje nu in elkaar stak.  Kennelijk had de taxichauffeur die ons bij het hotel oppikte z’n maat bij de medina stiekem in weten te seinen.  Een knap staaltje.  Dat mag gezegd.
We bekijken inderdaad nog enkele bezienswaardigheden zoals de Ribat, een oud koopmanshuis en de medina.  Langs het strand lopen we weer terug naar het hotel om onze tassen op te pikken.  Deze keer nemen we de louage terug naar Tunis waar we zonder kleerscheuren weer aankomen.

donderdag 13 december 2012

Étape par étape

Het tweede blok van de Franse les zit er weer op.  Ik ben in september begonnen met een intensieve cursus van vier dagen les per week en dat vier weken lang.  Daarop volgde een blok van twee lessen per week, maar dan acht weken lang.  Ieder blok wordt afgesloten met een toets en vervolgens heb je de keuze of je wilt stoppen of doorgaan met de lessen.  Ik ga zeker door.  In januari start er weer een cursus van acht weken.

Inmiddels ben ik al aardig thuis op school.  De beveiligingsbeambten groeten me vriendelijk en ik kan zo doorlopen.  We hebben een leuke Franse juf, Ophélie.  Ook de klasgenoten zijn erg aardig.  We hebben inmiddels een eigen groep ‘club du Français’ op Facebook,  waar we allerlei informatie met elkaar uitwisselen zoals oefeningen, recepten en liedjes.  Op dinsdagmorgen kunnen we, wie zin en tijd heeft, een Franse film kijken (met Franse ondertiteling) in de mediatheek.  Tot nu toe heb ik twee films gezien, die ik trouwens ook in Nederland  al heb gezien.  Dat scheelt weer.  Ophélie wil ook gaan starten met een aantal workshops Franse poëzie.  Ik vind het niet alleen leuk om een nieuwe taal te leren, maar tegelijkertijd steek ik een hoop andere nieuwe dingen op en maak ik leuke contacten.



Tijdens de les krijgen we regelmatig een opdracht voor een rollenspel.  Dit om onze spreekvaardigheid te oefenen.  Op mij heeft het vaak meer het tegenovergestelde effect, want ik kan op zo’n moment  helemaal niet zo goed uit mijn woorden komen.  Regelmatig bedenk ik me dan ook tijdens de les dat ik toch echt niet bij het juiste niveau ben ingedeeld.  Veel klasgenoten babbelen er namelijk  vrolijk op los.  Nu zal je denken dat ik misschien overdrijf.  Maar om een voorbeeld te geven:  Een Russische klasgenote is al vijf jaar samen met haar Franse echtgenoot en spreekt alleen Frans met hem.  Mmm, ik snap dus echt niet waarom wij in dezelfde klas zitten.  De juf zegt dat het normaal is dat de Tunesiërs een voorsprong hebben.  Zij zijn immers opgevoed in een tweetalige omgeving en hebben op school al veel vakken in het Frans gehad.

Nadat ik weer eens door de bomen het bos niet meer zie, zeg ik na de les tegen Ophélie dat ik denk dat het beter voor mij is dat ik dit niveau nogmaals overdoe.  Verbaasd vraagt ze me waarom.  ‘Dan moet je hetzelfde nog eens een keer doen.’  Net of dat oersaai zou zijn en dus alles behalve aantrekkelijk.  Zelf verzucht ik dat dat hetgene is wat ik juist dolgraag zou willen.


Allerlei begrippen vliegen me constant om de oren.  Op een geven moment heb ik een lijstje gemaakt voor mezelf.  L’impératif, le passé composé, le conditionnel, l’imparfait...  Vaak denk ik dan aan een drankje, maar dat is dan weer ‘parfait d’amour.’  Gelukkig kan ik online veel oefeningen vinden en van alles nog eens in het Nederlands opzoeken.  Lang leve internet!

Afgelopen maandag hadden we de eindtest.  Iets vroeger dan normaal vertrok ik van huis om zeker op tijd te zijn.  Het komt niet vaak voor, maar ik trof net weer een taxichauffeur die niet wist wat ik bedoelde met ‘L’ avenue de la Liberté, s‘il vous plaît.’  Zouden de Fransen trouwens  zo chauvinistisch zijn dat ze deze straat uitgekozen hebben voor hun instituut?  Nog niet uit het veld geslagen vertel ik hem de Arabische naam voor de straat.  Die heb ik voor de zekerheid ook geleerd.  Nee, er gaat nog geen belletje rinkelen.  Pas als ik een plein er vlakbij noem is het duidelijk.  We gaan dus vol goede moed op weg.  De taxichauffeur verontschuldigt zich, in wat op mij overkomt als Italiaans, dat hij geen Frans spreekt.  Het enige wat ik denk is dat ik hem volkomen begrijp.  Dat schept weer een band.  Net als met m’n nichtje Lisha, die nu Frans krijgt in de tweede klas van de middelbare school.  Ze verzucht steeds hartgrondig,  als ik met haar Skype, dat ze Frans haat.  In tegenstelling tot haar vind ik de taal zelf erg mooi.

Tijdens de test moeten we twee teksten schrijven en krijgen we een luisteroefening.  Eén in de tegenwoordige tijd en één in de verleden tijd.  We krijgen er een kladpapier bij.  Na de les vraagt Ophélie of we ook het kladpapiertje in willen leveren.  Althans dat begrijp ik eruit.  Ik weet dat leerkrachten geïnteresseerd zijn in het (stuntel)proces van hun leerlingen.  Als ik even later wat ga drinken met mijn Amerikaanse klasgenote Victoria vraagt ze waarom we toch twee keer de tekst over moesten schrijven.  Ze had er nog pijn in haar hand van.  Of was het een extra blaadje voor als je plaats te kort zou komen op de test?  Nou ga ik toch nog twijfelen…  Pfff, soms raak je juist met elkaar de weg kwijt.  Had ik nou zo onnozel gereageerd en mijn volgekladderde papier ingeleverd?  Zou iemand daar sowieso wijs uit kunnen?  Wat was ik nu helemaal aan het denken?  Voor de zekerheid stuur ik Ophélie maar een mail (met Corné z’n hulp).  Die stuurt me een mailtje terug en verzekert me dat ze toch echt om het kladpapiertje gevraagd heeft.  Dus toch…  Leerkrachten zijn ook overal hetzelfde.

Vandaag de uitslag van de test gekregen.  Het is me alles meegevallen.  Stapje voor stapje kom ik er wel.  Ik wil ook wel weer heel veel in een korte tijd.  Ophélie vertelt dat er in januari speciaal een cursus start die zich richt op het vlot kunnen praten.  Dat klinkt aantrekkelijk.

Aan het eind van de les vraagt Ophélie aan iedereen of we haar willen vertellen wat we goed en minder goed vonden aan deze cursus.  ‘Tops en tips’ noemden we dat op de Biezenhof.  Ik vertel dat ik de lessen erg fijn heb gevonden.  Ik zeg eerlijk dat ik het niet altijd kan volgen.  Dat weet ze vast al wel.  Ik heb namelijk vaak het idee dat ik haar met grote hertenogen aan sta te kijken.  ‘Als je de woorden op het bord schrijft vind ik dat fijn.’  Meestal valt dan het kwartje ook inderdaad wel.  Ophélie vraagt:  ‘Vind je dat ik te snel praat?’  ‘Voor mij soms wel’, zeg ik eerlijk.  ‘Maar dat geldt uitsluitend voor mij’, gebaar ik.  Ophélie zegt: ‘Nee, nee hoor,  ik weet dat ik te snel praat.  Zelfs mijn eigen moeder zegt me dat.  Dus ook voor Franse mensen praat ik te snel…’

zondag 9 december 2012

Huizenjacht

Half januari ben ik precies een jaar in Tunesië en eind van die maand loopt het huurcontract af van ons appartement hier in Ennasr.  Een prima plek, waar we het met z’n tweetjes uitstekend naar de zin hebben.  Maar ook een plek met wat nadelen, zoals een moeilijke bereikbaarheid tijdens de ochtend- en avondspits en het ontbreken van een leuk terras of tuintje.  We hebben daarom besloten op zoek te gaan naar en andere woning en hebben ons contract hier opgezegd.

Vorige week hebben we ons bij een aantal makelaars ingeschreven in La Marsa, een bij expats populaire voorstad vlak bij zee, op zoek naar een woning met een tuintje of terras en met een extra kamer om logees te kunnen ontvangen.  Vooralsnog gaan we uit van een gemeubileerde woning, om met de inrichting niet al te veel gedoe te hebben.  En hoewel we nog alle tijd hebben zijn we afgelopen weekend al op jacht gegaan.  Tot nu toe zonder resultaat, behalve dan dat we er wel een stuk wijzer van geworden zijn.  Bijvoorbeeld van wat er te krijgen is voor het budget dat we hebben en van wat de verschillende wijken in La Marsa te bieden hebben.                                       

Zelf hadden we bij makelaar 1, Tecnocasa, een verzoek neergelegd om twee woningen te bekijken.  De volgende dag, vrijdag, was de vertegenwoordigster die met ons mee zou gaan al weer vergeten dat we geen eigen vervoer hadden, waardoor we pas met een half uur vertraging op pad konden.  De tweede woning die ze ons liet zien leek in de verste verte niet op hetgeen we op internet hadden gezien, maar bij navraag bleek die woning al verhuurd te zijn.  Woning twee bleek trouwens ook in de verste verte niet aan ons wensenpakket te voldoen.  Een hele grote tuin en een hele grote woning met veel kamers, maar de meubels waren té erg.  Pure kitsch.  Ach, het begint al aardig te wennen dat je steeds voor verrassingen komt te staan en dat er slecht geluisterd wordt.

Makelaar 2, Actimo, kwam op een hele andere manier verrassend uit de hoek.  Nadat we ons daar vrijdagmorgen ingeschreven hadden, kregen we vrijdagmiddag een uitnodiging om de andere dag langs te komen om een paar woningen te bekijken.  Dat bleken er uiteindelijk niet minder dan zes te zijn!  Er zaten een paar bijzondere exemplaren tussen.  Een benedenetage bijvoorbeeld op 20 meter van zee.  Leuk hoor, zo dicht bij, maar er bleek wel een berg rommel op het strand te liggen.  Niet echt uitnodigend.  Ook het woninkje bleek een vreselijke gribus te zijn.  Met een verlaagd plafond waar we acuut claustrofobie van kregen.  Caroline dacht meteen dat haar broer Leo hier gebukt zou moeten rondlopen. 
 
Bij woning zes dachten we even dat het misschien wel eens wat zou kunnen gaan worden.  De makelaar parkeerde z’n auto bij de ‘impasse Dahlia’, een pittoresk doodlopend straatje in Sidi Bou Saïd, vlak naast La Marsa, met woninkjes met traditionele blauwe Tunesische deuren.  De makelaar nam ons mee naar het woninkje helemaal achterin.  Aan de voorkant een wel wat donker, maar gezellig terras met een sinaasappelboom.  Maar binnen ...  tsja, laten we er verder maar niet al te veel woorden aan vuil maken…  Wat een onooglijke toestand.  Om de zaak nog wat kracht bij te zetten denderde tijdens ons bezoek een trein voorbij.  De lijn vanuit Tunis naar La Marsa bleek op nog geen vijf meter van de achterkant van het huisje te liggen.

Na een vlug kopje koffie aan de boulevard van La Marsa was het snel door naar onze derde afspraak.  Deze keer met een Nederlandse dame die expats begeleidt bij het zich installeren in Tunesië en die samen met een paar collega’s een makelaarskantoortje runt.  Diezelfde dame neemt trouwens ook elk jaar het initiatief voor het organiseren van het sinterklaasfeest voor de kinderen van de Nederlandse gemeenschap hier.  Een hele aardige mevrouw die van alle markten thuis is.  Zij had twee bezichtigingen voor ons geregeld.  De eerste woning hoog gelegen in het hart van het schilderachtige Sidi Bou Saïd.  Caroline was bij binnenkomst op slag verliefd op het ongeveer tweehonderd jaar oude huis, nog volledig in traditionele stijl.  Het zou zo maar eens kunnen dat het op één van de schilderijen van Paul Klee te zien is.  Jammer genoeg sloeg diezelfde vonk bij mij niet over.  Ook het adembenemende uitzicht vanaf het dakterras kon daar weinig aan veranderen.  Het drukke tegelwerk binnen en de kleine kamertjes waren me wat te veel van het goede.  Dat was dus wel even slikken voor Caroline.

Na nog twee bezichtigingen ’s avonds stond de teller uiteindelijk op 12 in totaal.  Appartementen, benedenetages van villa’s, bovenetages van villa’s, oude traditionele woningen, we hebben van alles gezien.  Nieuw en oud.  Goed onderhouden, slecht onderhouden.  Met oude robuuste meubels, met oude gammele meubels, met nieuwe meubels of met helemaal geen meubels.  Meubels met leuke details, meubels met stomme details.  Maar geen met goeie meubels naar onze smaak.  Over smaak valt niet te twisten, maar over die meubels, daar moesten we het toch nog maar eens over hebben.

donderdag 29 november 2012

Rozengeur en maneschijn

Corné heeft in het vorige blog zijn tussenbalans opgemaakt.  Hij is nu bijna een jaar hier en kan met recht spreken over datgene dat hij wel –en dat wat hij minder mist aan Nederland.  Gisteren heeft hij het goede nieuws ontvangen dat zijn contract met een jaar verlengd is.  We kunnen voorlopig dus doorgaan met onze ‘ontdekkingstocht’.

En ik?  Kan ik na zo’n vier maanden ook al voorzichtig een balans opmaken?  Het lijkt er bijna op alsof ik moeiteloos van het ene leven in het andere ben overgestapt.  Maar in feite voel ik me net ‘Alice in Wonderland’.  Verwonderd, eigenlijk een beetje spannend wel.  Ik ben in een heel nieuwe wereld terecht gekomen.  Het besef dat we nu hier wonen, dringt nog niet altijd helemaal door.  Hoewel ik het altijd heerlijk gevonden heb om een nieuwe omgeving te ontdekken, is het allemaal niet altijd even vanzelfsprekend.

Mijn eigen dagen zijn aardig gevuld met les volgen en met les geven.  Inmiddels geef ik vijf Nederlandse lessen per week.  Aan een meisje van negen, een jongen van acht jaar en aan een Spaanse vrouw van 31 jaar.  Ik heb niet voor allemaal kant en klare methodes tot mijn beschikking en ontwerp de lessen grotendeels zelf.  Al met al een behoorlijk tijdrovende klus met de nodige werkdruk.  Ook omdat ik het natuurlijk graag goed wil doen en omdat het logistiek nog niet helemaal lekker loopt.  Ik moet steeds een kilometer of 25 heen en weer terug voor elk les.  Meestal met een taxi, maar op maandag kan ik met een klasgenote van Franse les meerijden.  Tegenover de drukte  staat dan weer dat het me zelf ook veel nieuws brengt.  Het is allemaal heel leerzaam.  Niet alleen omdat ik zo m’n vaardigheden op een andere manier kan ontwikkelen, maar ook omdat ik veel nieuwigheidjes te weten kom.  Wist je bijvoorbeeld dat ze in Spanje een omgekeerd vraagteken aan het begin van een vragende zin zetten?


Ik ben er erg blij mee en dankbaar dat ik zo snel aan de slag ben kunnen gaan.   Maar het is niet alleen maar rozengeur en maneschijn.  Of misschien beter, jasmijngeur en maneschijn.  Ik zie dagelijks zaken om me heen die me raken en me aan het denken zetten.  Zoals de verkopers die een hele dag proberen om een pakje zakdoekjes of andere prullaria aan de voorbijgangers te slijten.  Dag in dag uit…in allerlei omstandigheden.  Vooral erg als ze constant in de uitlaatgassen staan langs de autoweg.  Pas geleden zag ik een vrouw met een baby op haar rug.  Extra schrijnend natuurlijk.  Wat voor toekomst heeft zo’n kind?  Wat zouden deze mensen verdienen?  En bovenal, ‘waar hebben ze zo’n leven aan verdiend?’

Tegelijkertijd kom ik geregeld mensen tegen in het ‘expat’ wereldje, waar we nu ook deel van uitmaken.  Over het algemeen hele aardige, behulpzame mensen, waarvan sommigen hier al heel wat jaren wonen.  Eén keer in de maand wordt er een borrel georganiseerd bij één van de vrouwen uit de Nederlandse ‘club’.  Hartstikke gezellig, maar ik heb moeite met de grote contrasten.  Natuurlijk bestaat er niet zoiets als ‘de expat’.  Het is een gemêleerde groep mensen die om verschillende redenen en met uiteenlopende achtergronden hier wonen en werken.  Ik moet echt even slikken bij de mensen die hier steeds weer lopen te mopperen, maar ondertussen toch wel een lekker luxe leventje leiden.  Die vooral zien wat er allemaal ontbreekt in Tunesië, wat niet lekker loopt en wat anderen verkeerd doen.  Het is af en toe nogal decadent.

Ik ben nog even bezig met het opmaken van de balans.  Omdat muziek en songteksten mij steeds weten te inspireren, sluit ik deze keer af met de mooie woorden die Robert Palmer zingt:
  • It takes every kind of people to make the world go round
  • I propose a toast to the best of both worlds!

donderdag 22 november 2012

Heimwee

4 November 2012.  Het is bijna dertig graden in Tunis.  De zon schijnt uitbundig.  Wanneer ik deze woorden tik zegt Caroline dat ik wel heel vaak schrijf dat het lekker weer is en dat dat misschien voor het thuisfront in Nederland niet zo  leuk is.  Tsja, kan ik het helpen?  Het heerlijke klimaat was toevallig wel een van de pluspunten op basis waarvan we uiteindelijk besloten hebben om naar Tunis te verkassen.  En trouwens, het is ook wel eens regenachtig weer hoor en kil.  Daarover heb ik eerder al eens een blog geschreven .  Het is deze dag in ieder geval heerlijk strandweer, dus we zijn weer naar ons favoriete stekkie gegaan.  Strandtent Blanco bij Gammarth.  Jammer genoeg is de zaak inmiddels gesloten.  Het is rustig op het strand en de zee ligt er strak glinsterend bij.  We huren een paar ligbedden en lezen relaxt een boek.  Ik begin aan “Heimwee naar Nederland” van Martin Bril.  Als een reisverslag neemt Bril je mee op een tour door Nederland.  Hij is ook in Bergen op Zoom geweest en schrijft over de leegte van de Grote Markt op een doordeweekse avond, verlicht door een groot uitgevallen lamp van de Ikea.  Hij spreekt er zich niet over uit wat voor gevoel hij daarbij krijgt.  Dat mag je helemaal zelf invullen.

Terwijl ik Martin Bril lig te lezen denk ik aan Nederland en bedenk ik wat m’n top tien is van wat ik zelf het meeste mis.

1.  Roggebrood, ontbijtkoek en vers bruin brood:  Hier en daar is er in Tunis wel een warme bakker te vinden, maar jammer genoeg niet bij ons in de wijk.  ’s Avonds halen we bij één van de kruidenierswinkeltjes in de straat een wit baguetje.  De andere dag is het nog net te eten.  In het weekend, wanneer we een beetje uitslapen, halen we het baguetje ’s ochtends en is het een stuk beter te verteren.  Zo’n baguetje kost omgerekend maar 10 eurocent, maar echt lekker wil het maar niet worden.

2.  Af en toe een stukje fietsen in de polder:  Soms overvalt het me ineens en krijg ik enorme zin om er lekker op uit te gaan met de fiets de polder in.  Lekker de kop leegmaken.  Een frisse wind door m’n haren.  Ik heb hier wel een fiets staan, en ik maak af en toe wel een ritje – al is het al weer een hele poos geleden – maar het is niet te vergelijken met het plezier wat ik er in Nederland aan beleef.  De geuren, de geluiden, de kleuren.

3.  Post in de brievenbus:  De Tunesische posterijen functioneren van geen meter.  Begin dit jaar heb ik twee keer post uit Nederland ontvangen, maar verschillende zendingen uit Nederland zijn gewoonweg niet aangekomen.  En je kunt toch niet stellen dat we in een achterbuurt wonen, waar geen huisnummers of brievenbussen zijn.  Het energiebedrijf, het waterleidingbedrijf en Tunisie Telecom bezorgen de post eigenhandig.  Het zou zo lekker zijn om gewoon eens post in de bus te krijgen.

4.  Samen naar de film:  Thuis in Nederland gingen we graag samen naar de film.  Meestal naar Antwerpen.  Hier in Tunis zijn er natuurlijk ook wel bioscopen, maar het aanbod is nogal achterhaald of Arabisch en dus niet te volgen.

5.  De berkenboom in de achtertuin:  Heerlijk rustgevend.  Na een drukke werkdag of in het weekend genieten van onze mooie achtertuin aan het Rietland.  De berkenboom achterin altijd prominent aanwezig.  En met een enorme aantrekkingskracht voor koolmeesjes, vinkjes, roodborstjes en ander klein grut, waar ik de naam niet van ken.  En er altijd stilletjes bij lachen bij de gedachte dat onze buren van drie deuren verder tegen elkaar lopen te mopperen over de takjes, peultjes en blaadjes.  Laat ze maar lekker.

6.  Je afval kunnen scheiden:  Ze krijgen het hier maar niet voor elkaar om de afvalverwerking goed te organiseren.  Het afval wordt weliswaar elke dag opgehaald, maar de capaciteit is ruim onvoldoende.  Hier tegenover het appartement staat een redelijk grote afvalcontainer, maar als je bedenkt dat we die moeten delen met een aantal andere appartementencomplexen plus een paar restaurants, nou dan weet je het wel.  Afvalscheiding is weer een verhaal apart.  Alles wordt op één hoop gegooid, maar er zijn Tunesiërs die een inkomen bij elkaar proberen te sprokkelen door een handeltje op te zetten in plastic, karton en blik wat ze met de blote handen uit de containers vissen.  Geen fris baantje.  We proberen een beetje te helpen door onze plastic flessen apart te houden, maar het is een druppel op een gloeiende plaat.

7.  In het openbaar zoenen:  Zeker sinds de revolutie is er meer hang naar oorspronkelijke islamitische waarden.  Al te veel innigheid in het openbaar past daar niet bij, al mag je een stuk meer wanneer je getrouwd bent.  Om niemand voor het hoofd te stoten houden we  ons in het openbaar maar wat in.  Wel een beetje jammer natuurlijk.

8.  Familie, vrienden en bijzondere buren:  Deze kunnen in dit rijtje natuurlijk niet ontbreken.  Vriendschappen en relaties geven zo ver weg van huis veel stof tot nadenken in ieder geval.  Daar is een heel boek over vol te schrijven.

Ik bedenk dat ik in alle redelijkheid niet verder dan 8 kom.  Is wel goed zo.  Maar om het plaatje nog completer te maken bedenk ik er meteen een paar dingen uit Nederland bij die ik mis als kiespijn.

1.  Alle boompjes in de straat die netjes in het gelid staan.  En kort gehouden moeten worden ook.  Bah, saai.

2.  Winterhanden.  Ben echt blij dat ik nu verlost ben van die ellende elk jaar.

3.  Het op m’n zenuwen werkende getingel van een carillon.  Het standaarddeuntje wat elk uur afgespeeld wordt valt dan nog wel mee, maar o wee als de beiaardier helemaal los gaat.  Om gek van te worden.

4.  ’s Morgens in het donker naar het werk en ’s avonds in het donker weer terug.  Deprimerend om pas in het weekend weer wat te kunnen genieten van daglicht.

Ook wat m’n lijstje met minpunten betreft kan ik nog wel even doorgaan, maar dan wordt het misschien muggenziften.

Inmiddels heb ik er bijna een jaar op zitten hier in Tunesië.  Tijd om te beslissen of we er een jaartje aan vast gaan plakken.  Toen we aan dit avontuur begonnen hadden Caroline en ik al afgesproken dat we minimaal twee jaar zouden gaan om Caroline in ieder geval ook de kans te geven om hier te wennen.  Zij is hier immers nog maar net.  Afgelopen voorjaar zag ik het nog niet zo voor me.  Heimwee misschien.  Maar zeker sinds Caroline hier ook is is er veel veranderd.  De plussen en minnen doen er eigenlijk niet zo veel toe.  Het is overal altijd wel wat.  En zo’n lijstje zegt natuurlijk niets over de impact die elk plusje en minnetje op je heeft.  Wat vooral telt is dat we het hier allebei prima naar onze zin hebben.  Het is een gevoel.

woensdag 14 november 2012

Bikkelen in Rabat

Eindejaarsdrukte bij Oxfam Novib.  Omdat de meeste projecten die we steunen zo rond 1 januari beginnen en omdat we veel voorbereidingstijd nodig hebben gehad om lokale organisaties te vinden om mee samen te werken is november een piekmaand.  In deze maand moeten we knopen doorhakken en contracten afsluiten met lokale organisaties op basis waarvan we geld ter beschikking stellen.  Een flinke klus waarbij we ons geen missers kunnen permitteren.  Dat zijn we immers aan het ministerie van Buitenlandse Zaken en aan onze donateurs verplicht.  Om m’n Marokkaanse collega Asmae bij te staan ben ik een weekje naar Rabat geweest.

Asmae is onze vertegenwoordigster in Marokko en kent de lokale situatie goed .  Gelukkig heb ik zelf wat verstand van financiën, dus kunnen we elkaar mooi aanvullen.  Samen bespreken we met een aantal lokale organisaties hun financieringsaanvragen en brengen we de eventuele risico’s in kaart.  Hier en daar moet er nog wat gesleuteld worden, maar we hebben er vertrouwen in dat ons geld goed besteed wordt.  Jammer genoeg moeten we een hoop tijd besteden aan bureaucratische beslommeringen.  Het gevolg van constant politiek gesteggel over de vraag of het geld niet in een diepe put verdwijnt.  Ik geloof niet dat een scepticus te overtuigen valt met alle cijfers die we moeten vastleggen.  Maar neem gerust van mij aan: het geld is bij ons in goede handen en komt goed terecht.  Van het begrip strijkstok hebben ze bij de clubs waar wij mee samenwerken nog nooit gehoord.  Wel van hard werken en je onbaatzuchtig inzetten voor het goede doel.  Maakt u gerust dit jaar nog een donatie over ;-)  In Marokko besteden we ons geld, net als in Tunesië trouwens, vooral aan projecten op het gebied van vrouwenrechten en maatschappij-opbouw.  In Marokko is het niet zo vanzelfsprekend dat je een vereniging of stichting opzet die dan de ruimte krijgt om maatschappelijk actief te zijn.  Het is meer gebruikelijk dat de overheid dat soort initiatieven dwarsboomt en zelf de touwtjes strak in hand probeert te houden.  Afgelopen week zag ik daar nog een aardig voorbeeld van: op de avenue vlak voor het parlement was een fototentoonstelling ingericht.  Grote panelen met boven elk paneel een afdak.  Een aardig initiatief zo op het eerste gezicht, maar toch vooral bedoeld om ruimte te claimen die anders misschien wel eens door demonstranten ingenomen zou kunnen worden.

Hoewel Asmae onze enige vertegenwoordiger is in Marokko staat ze er niet alleen voor.  Ze heeft een bureautje op het kantoor van onze Spaanse collega’s.  Hun kantoor is een stuk armoediger dan dat van ons in Tunis.  Niet gek.  Binnen de hele Oxfam familie is Novib één van de grootste.  Nog wel in ieder geval want hoe het er over een paar jaar uitziet, met een geplande bezuiniging van 1 miljard op ontwikkelingssamenwerking is moeilijk te overzien.  Bovendien is Rabat een stuk duurder dan Tunis.  Een hapje eten buiten de deur valt nog mee – voor een euro of 15 kun je lekker eten – maar de huurprijzen liggen een stuk hoger dan in Tunis.  Als ik me ’s morgens aan het installeren ben vraagt de schoonmaakster me of ik misschien zin heb in een kopje thee.  ‘Nou, een kopje koffie misschien?’  ‘Nee, dat heb ik helaas niet … maar wel Nescafé’.   Nou, lekker toch.  En bovendien: het is de service die telt.

Door de piekdrukte ben ik ook ’s avonds en in het weekend nog druk bezig.  Gelukkig loopt het internet in het hotel als een tierelier.  Okay, je moet dat met een korreltje zout nemen, want het is niet net als thuis natuurlijk, maar ik heb zeker niet te klagen.  Voordeel is is dat ik het internet op mijn etage niet met andere gasten hoef te delen.  Ik geloof dat ik zelfs de enige gast in het hotel ben.  Het is vrij nieuw en moet kennelijk nog wat aan z’n naamsbekendheid doen.  Als er tapijt op de vloer zou liggen dan zou het naar nieuw tapijt ruiken.  Als ik gevraagd wordt of ik misschien nog wat suggesties heb voor verbetering aarzel ik dan ook geen moment om voor te stellen om een kleedje neer te leggen om de boel wat aan te kleden.  Het is nu nog een wat kale boel.   Ook het restaurant is trouwens nog niet operationeel.  Zou ook wel een dure grap worden om voor één gast een keuken open te houden.  Gelukkig zitten er zat cafeetjes en restaurantjes in de buurt waar ik een ontbijt kan halen.

Tussen de bedrijven door heb ik in het weekend toch nog wat tijd om Rabat wat verder te verkennen.  Het is buiig weer en het in het weekend wordt het zelfs frisjes, maar de meeste regen valt  ’s nachts.  Met bakken tegelijk trouwens.  Op tv zie ik beelden vanuit Irfan, een dorpje in de hoge Atlas.  Afgelopen voorjaar ben ik er nog langs gekomen op weg naar Errachidia.  Nu ligt er sneeuw en is de weg nauwelijks nog begaanbaar.  Goed dat ik deze keer geen tijd had om daar heen te gaan.  Nadat zaterdagmorgen de lucht wat geklaard is ga ik naar het werkpaleis van Koning Mohammed VI.  Het ligt om de hoek binnen een ommuurde woonwijk.  Om het terrein op te mogen moet ik m’n paspoort inleveren.   Achter de poort spelen kinderen op straat.  Een vrouw hangt de was buiten.  Dagelijkse taferelen, maar verder waan je je in een compleet andere wereld.  Er is maar weinig verkeer en er ligt geen vuiltje op straat.  Alle bomen staan netjes in het gelid, al is er wel erg slordig gesnoeid, en het gras is strak gemaaid.  Het paleis zelf wordt ogenschijnlijk niet al te streng bewaakt, maar als ik iets te dicht bij kom om een foto te maken wordt ik vriendelijk doch dringend verzocht om geen stap dichterbij te komen.  Ze hebben in Marokko trouwens nog wel een “issue” zo te zien met betrekking tot de bewaking van het paleis.  Alle afdelingen van de nationale strijdkrachten zijn vertegenwoordigd.  Gelukkig lijkt het allemaal in redelijke harmonie te verlopen.  Er wordt gezellig gekeuveld in ieder geval.

Op zondag bezoek ik Chellah.  Da’s echt mooi.  Een groot deel van het huidige Rabat is ommuurd, maar vlak daar buiten liggen de resten van een oude Romeinse stad, Sala Colonia, of Chellah zoals het tegenwoordig heet.  De oorsprong van Rabat.  Veel later, nadat Chellah al lang verlaten was, is bij de overblijfselen van de stad een begraafplaats gemaakt en is de stad door een Sultan ommuurd.  Met een moskee en een madrassa er bij.  Tegenwoordig wordt de stad nog bewoond door een kolonie ooievaars.  Van bovenop de nog fier overeind staande minaret houdt juffrouw ooievaar constant een oogje in het zeil.

Na een weekje bikkelen vertrek ik dinsdagmiddag terug naar Tunis.  Vanuit Rabat is het een treinrit van een kleine twee uur naar het vliegveld.  Deze keer verloopt het  vlot.  Net voorbij Casablanca – het is nog ruim een half uur met de trein naar het vliegveld – verandert het beeld dramatisch.  Op de heenweg was het al donker en had ik er daardoor weinig van gezien.  Eerst rijden we langs industrie.  Daarna passeren we een aantal armoedige dorpjes.  Sloppen eigenlijk.  Paard en wagen doen hier dienst als groepstaxi.  Een man scharrelt door het afval op zoek naar iets bruikbaars.  Hier leven de mensen op de rand van de samenleving.  Een slechtere plek om te leven is moeilijk voor te stellen.

vrijdag 9 november 2012

Naar de hamam

Vandaag is het eindelijk zover!  Mijn eerste bezoek aan de hamam hier in Tunesië, iets dat bovenaan mijn lijstje stond om hier uit te proberen.  Ik heb aan Samia, een collega van Corné, gevraagd of ze met me mee wil gaan.  Ik vind het fijn om samen met een Tunesische vrouw te kunnen gaan.  Zij kan me alles precies uitleggen.  Na de Franse les haal ik haar op bij het kantoor van Oxfam.  Als ik daar uitstap, geeft de taxichauffeur me wat parfum op mijn hand.  Deze ruikt vrij sterk, ik denk naar muskus, en daardoor kom ik meteen in de sfeer van het Middenoosten.

Bij de hamam neemt Samia me als een zus onder haar hoede.  Ze betaalt de intree en regelt voor mij een lichaamsscrub.  Voor mij kost het 4 dinar (2 euro) en voor haar 2 dinar.  Ze grapt dat je daar in Nederland nog niet eens een kop koffie voor kunt kopen.  We kleden ons uit, maar houden onze onderbroek aan.  We lopen eerst naar de warme ruimte.  Samia vult emmers met warm water.  We beginnen met het inzepen van onze lichamen met olijfzeep.  Ondertussen kijk ik natuurlijk mijn ogen uit.  De hamam bestaat uit verschillende vertrekken die allemaal met elkaar in verbinding staan.  Door het constante vocht is alles aangetast.  Er zitten scheuren in de tegels aan de wand en op veel plaatsen is er een stukje van het glazuurlaagje af.  Het ziet er oud en niet erg fraai uit.  Ook zie ik hier en daar wat plukken haar op de vloer.  Even flitst de vraag door mij heen of ik hier wel frisser van word.  Het ziet er in ieder geval heel anders uit dan de kuuroord sauna’s die luxe uitstralen.  Dit is echter wel de plek waar de doorsnee Tunesische vrouw regelmatig naar toe gaat.  Inderdaad een ‘no-nonsense hamam’ zoals ik ergens heb gelezen over de hamams in Tunis.  Ik zie vrouwen om me heen van allerlei leeftijden.  Het is nu vrij rustig op deze doordeweekse dag.  Op zaterdag is het echt erg druk vertelt Samia.
We blijven ons inzepen en afspoelen.  Ik krijg van Samia een blaadje ,waarschijnlijk van de Neem boom, dat ik in mijn mond kan stoppen.  Ze vertelt dat dit het tandvlees roder kleurt zodat straks mijn tanden witter lijken.  We lopen naar het volgende vertrek en blijven onszelf steeds met lekker warm water overgieten.  Je kan zo vaak je wilt de emmers vullen.  Om me heen zie ik vrouwen zichzelf driftig scrubben met een speciale washand van ruwer materiaal.  Een meisje van een jaar of vijf komt samen met haar moeder en haar pop binnen.  Ze heeft het hoofdje van haar pop bewerkt met pen, zoals zoveel kleutertjes doen. Een grappig en schattig gezicht vind ik.  Zo te zien kan de pop nu ook wel een flinke wasbeurt gebruiken.  Kleine jongens mogen trouwens ook mee met hun mama’s, ik zie er twee.  Wat dat betreft wordt er niet preuts gedaan.
Ik zie een vrouw met een bezem vuil van de vloer vegen en bedenk me dat er dus wel wordt schoongemaakt.  Dan ben ik aan de beurt om mijn schrubbehandeling te krijgen bij de wasvrouw.  Een stevige ‘mama’ in een onderjurk.  Ze neemt mijn lijf flink onder handen.  We kunnen geen woord wisselen met elkaar, maar dat hoeft ook niet. Het is een prettig gevoel.  Met een zacht klapje geeft ze aan als ik me om moet draaien.  Als ik klaar en afgespoeld ben, vindt Samia dat mijn rug nog wel een keer kan.  Ook Samia scrubt mijn rug dus nog een keer.  Zelf vraagt ze het aan een andere vrouw die ook in de hamam is.  Ze scrubben om de beurt elkaars rug.  Ik zie een moeder met haar tienerdochter, een oude en een jonge vrouw; allemaal helpen ze elkaar een handje bij het grondig reinigen van het lichaam.  En dat het grondig gebeurt is een ding dat zeker is.  Ik heb echt nooit eerder vrouwen met zoveel overgave zichzelf zien wassen en boenen.  Haren worden ingezeept en uitgekamd.  Samia doet wel tot drie keer toe shampoo in haar haar!
Als ik daar zo zit en om me heen kijk, bedenk ik me dat ik dit eigenlijk een heel prettige plek is omdat  je hier saamhorigheid vindt van vrouwen van alle leeftijden.  Een hamam heeft dan ook van oudsher een sociale functie.  Ik denk dat als je dit van jongs af aan meemaakt, je gewend bent dat je elkaar aanraakt.  Ook zie je vrouwenlichamen in alle soorten en maten.  Je ziet hoe een lichaam zich ontwikkelt en straks weer gaat aftakelen.  Ik voel me daardoor bewuster van het verloop van het leven in al zijn fasen.
Als ik helemaal rozig en loom ben, gaan we ons weer aankleden.  Een grote ruimte waar op een verhoging, een soort podium, rieten matten op de vloer liggen. Op dat moment komt ook een oude vrouw zich aankleden.  Ze wordt op de verhoging geholpen en ook ik help haar een handje mee.  Het valt me op dat ze een tatoeage op haar hand heeft.  Ik bekijk het eens goed en zie dat het een vis is. Samia vraagt of ik weet waar tatoeages voor staan die alleen oude vrouwen in Tunesië hebben.  Ik denk dat de tatoeage eigenlijk een soort talisman is.  Samia vertelt dat in vroegere tijden alleen de knappe meisjes een tatoeage kregen.  Trots vertelt ze dat ook haar tante er één heeft, maar dan op haar voorhoofd en kin.  Dus dit lieve rimpelige besje was ooit een mooie meid.
Als ik weer thuis ben, plof ik tevreden in de bank.  Mijn huid voelt echt super glad en zacht aan.  Op de plekken waar mijn huid wat dunner is, zitten wel rode vlekken.  Ik moet mijn huid denk ik niet al te vaak bloot stellen aan deze intensieve wasbeurt.  Maar dat ik nog vaker zal gaan…dat is zeker!

zondag 4 november 2012

Het is een vreemdeling zeker?


Al een aantal maal zijn we op een zaterdagmorgen langs het politiecommissariaat gegaan om te vragen of mijn verblijfsvergunning klaar is. Het blijkt moeilijk om aan te geven door de beambte ‘wanneer’ dit zou zijn.  Dus gewoon zo om de drie, vier weken even langs gaan lijkt ons de beste optie. Geen probleem; er is ook geen grote haast bij.  Het bureau van de vreemdelingendienst is een piepklein kantoortje bij het politiebureau van de wijk Menzah 5.  Iedere keer dat ik er binnenloop , voel ik me als het ware teruggaan in de tijd.  Overal staan ordners, liggen stapels papieren en alle handelingen gaan via een groot kasboekachtig schrift.  De kaarten liggen in houten bakken. De muren kunnen best een verfje gebruiken. 
 
Door het plaatje met goudkleurige letters met daarop ‘bureau des etrangers’ aan de muur denk ik steeds aan het boek ‘De vreemdeling’ van Albert Camus.  De sfeer die dat boek bij mij oproept, het verhaal speelt zich af in Algerije, geeft me een gevoel van herkenning.  Ik ben nu ook de vreemdeling.  Meestal voelt het echter niet zo, gelukkig maar!   

Er zijn deze keer geen wachtenden voor ons en we kunnen dus meteen doorlopen.  Er zitten twee beambten in het kantoortje.  We kennen ze inmiddels allebei.  Het hoofd van dienst begint in het Arabisch tegen Corné te praten.  Hij was even vergeten dat Corné geen Tunesiër is.  Dat gebeurt trouwens steeds vaker.  En ja, vandaag is mijn kaart klaar!  Eerst natuurlijk nog de nodige stempels …en dan ben ik in het bezit van mijn verblijfsvergunning!  De beambte is erg vriendelijk en wenst me van harte welkom en een fijne tijd hier.  Eenmaal buiten maken we meteen een foto.  Een paar Tunesiërs die voorbijlopen, waarschijnlijk agenten in burger van een andere afdeling, kijken geïnteresseerd wat we doen en lachen met ons mee.  ‘Leuk voor je, welkom hier, nu ben je een half Tunesische.’   

Als ik terug denk aan de eerste dagen hier, ik voelde me eigenlijk meteen goed.  Dat heb ik meestal wel snel.  Al vond ik het heel spannend om alleen naar de winkel te gaan of alleen in een taxi te stappen.  Dat voelde als een grote stap en naderhand als een ware overwinning op mijn ‘angsten’.  Angst waarvoor eigenlijk?  Ik denk wel dat de onzekerheid met hoofdletters op mijn voorhoofd stond geschreven.  De eerste taxichauffeur stelde me meteen gerust.  Nu zijn zulke nieuwe stappen steeds minder een issue.  De mensen zijn vriendelijk en ook geduldig op de momenten dat ik iets niet meteen begrijp.  Vorige keer legde de kassajuffrouw en de taxichauffeur me ‘nog maar eens’ het kleingeld uit.  Ik vind het lastig om gesproken Franse cijfers vlot om te zetten in mijn hoofd.  Dus als iemand vraagt heb je dit of dat erbij, weet ik niet goed wat ik nu kan geven.  Dat ze hier met drie cijfers achter de komma werken maakt het er ook niet makkelijker op.   

Ik merk dat het heel belangrijk is dat je de taal leert spreken om zo te communiceren.  Gelukkig spreken bijna alle mensen Frans, maar ga ik ooit nog op Arabische les?  Natuurlijk zakt de moed me wel eens in de schoenen.  Tijdens de Franse les deze week werden de werkwoorden behandeld.  De regelmatige en onregelmatige.  Heeft het werkwoord één, twee of drie stammen en bij welke groep hoort het?  En dat allemaal in het Frans.  Pfff….  Vervolgens mochten we voor de groep met z’n tweeën een rollenspel doen tussen een makelaar en een potentiële koper.  ‘Hoe kan ik nu onzichtbaar worden? ‘ verzucht ik op zo’n moment.  Ik vind het wel leuk om voor een groep te staan, maar om voor een groep te stamelen…?   

Ik weet dat ik nog een lange weg te gaan heb.  Er zijn duizenden woorden die ik nog te leren heb en die dan nog in een goede zin zetten.  Gisteren bijvoorbeeld bij de Franse bieb vroeg de mevrouw achter de balie me iets, maar had ik werkelijk geen enkel idee wat ze bedoelde.  Ik zag dat ze me aankeek op zoek naar mijn antwoord en ik riep meteen Corné die iets verderop stond.  Als hij erbij is, vind ik dat wel zo makkelijk.  Ze reageerde meteen en zei: ‘Nee, dat hoeft niet. Ik zal je het nog eens uitleggen, maar dan rustig en in eenvoudige taal.  Ze is zo aardig en neemt alle tijd voor me, ondanks de mensen die achter me in de rij staan.  Desondanks voelt het een beetje vervelend dat ik de boel aan het ophouden ben.  Ik voel me eerlijk gezegd een beetje staan met mijn gebrekkige Frans en mijn stapel stripboeken en jeugdliteratuur.  Maar dat is iets wat ik mezelf wijs maak… Ik hou me maar vast aan Kader Abdolah die ook met Jip en Janneke is begonnen en nu een hele avond een interessante lezing kan geven in het Nederlands.   

Om even terug te komen op wat de mevrouw achter de balie me probeerde te vertellen:  Ze laat me een folder van de boekenbeurs zien die op het moment in Tunis gaande is.  O, dat er momenteel een boekenbeurs is, daar heb ik van gehoord.  Een aanknopingspunt.  Ook geeft ze een mooie boekenlegger en zegt ‘dit is een boekenlegger’, in het Frans dus, ‘weet je wat dat is?  Ik doe hem in het boek, maar haal hem er straks wel uit hoor, want hij is voor jou.’  Ik knik bevestigend en zeg een paar keer ‘merci beaucoup’.  Ik doe of ik nu alles onder controle heb.  Buiten op straat vraag ik toch maar even voor de zekerheid aan Corné wat nou eigenlijk de bedoeling van die boekenlegger is.  Want zo simpel kan het toch niet zijn?